Jean Laurent
Partner
jean.laurent@cew-law.be
+32 (0)2 542 02 49
Publiek en administratief recht
Publiek en administratief recht
In de zaak Communauté genevoise d'action syndicale (CGAS) tegen Zwitserland heeft het Europees Hof voor de rechten van de mens ( Het Hof "Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft zich moeten uitspreken over de verenigbaarheid van bepaalde maatregelen ter bestrijding van het coronavirus met artikel 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (hierna " de Conventie "waarin de vrijheid van vergadering en vereniging is vastgelegd.
In het kader van de strijd tegen de verspreiding van het COVID-19-virus heeft de Zwitserse regering de verordening "O.2 Covid 19" aangenomen, die onder meer openbare of particuliere demonstraties verbiedt en samenscholingen beperkt tot maximaal 5 personen in openbare ruimten. De mogelijkheid om een ontheffing te verkrijgen voor demonstraties met het oog op de uitoefening van politieke rechten was aanvankelijk wel opgenomen, maar is met ingang van 16 maart 2020 uitgesloten.
Deze verboden gaan vergezeld van een strafrechtelijke sanctie van vrijheidsberoving of een boete.
Verzoekster is een vereniging die statutair tot doel heeft de belangen van de werknemers en de bij haar aangesloten organisaties te verdedigen, met name op het gebied van de democratische vrijheden. In haar verzoekschrift stelt de verzoekende vereniging dat het Verdrag is geschonden doordat haar het recht is ontnomen om zich te organiseren en deel te nemen aan openbare vergaderingen.
Ten gronde merkt het Hof allereerst op dat het verbod op openbare bijeenkomsten, dat deel uitmaakte van de door de regering genomen maatregelen ter bestrijding van het coronavirus, een inbreuk vormt op verzoekers recht op vrijheid van vergadering, zoals gewaarborgd door artikel 11, lid 1.er van de Conventie.
Vervolgens onderzoekt het Hof de rechtvaardiging van deze inmenging.
Wat de rechtsgrondslag betreft, is het Hof van oordeel dat er een voldoende rechtsgrondslag is voor de inmenging.
Met betrekking tot de legitiem doelHet Hof heeft het argument van de regering aanvaard dat met de betrokken maatregelen legitieme doelstellingen in de zin van artikel 11, lid 2, van het Verdrag worden nagestreefd, namelijk de bescherming van de gezondheid en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Met betrekking tot de noodzaak in een democratische samenlevingHet Hof merkt op dat een algemeen verbod op een bepaalde gedraging een radicale maatregel is die een sterke rechtvaardiging en een bijzonder ernstige toetsing door de rechter vereist.
Het Gerecht merkt op dat tussen 17 maart en 30 mei 2020 alle evenementen waarmee de verzoekende vereniging haar activiteiten op grond van haar statutaire doel had kunnen uitoefenen, aan een algemeen verbod waren onderworpen.
Maar zelfs in de veronderstelling dat er een sterke rechtvaardiging bestond, namelijk de doeltreffende bestrijding van de wereldwijde pandemie van het coronavirus, is het Hof van oordeel dat er geen serieuze toetsing door de rechter, en met name door het Bundesgericht, heeft plaatsgevonden.
Zonder de bedreiging van het coronavirus voor de samenleving en de volksgezondheid te ontkennen, is het Hof niettemin, gelet op het belang van de vrijheid van vreedzame vergadering in een democratische samenleving, en met name op de algemene aard en de aanzienlijk lange duur van het verbod op openbare demonstraties die tot het werkterrein van de verzoekende vereniging behoren, alsmede op de aard en de zwaarte van de voorziene sancties, van oordeel dat de inmenging in de uitoefening van de door artikel 11 beschermde rechten niet evenredig is aan de nagestreefde doelen.
Het Hof stelt een schending van artikel 11 van het Verdrag vast.
De door het Hof gehanteerde criteria om vast te stellen dat de betwiste maatregel niet evenredig was
zijn het vermelden waard:
en zet deze fundamentele vrijheid weer centraal in het democratische debat;
De conclusie van rechter KRENC in zijn concurrerende advies is het weergeven waard:
" Geconfronteerd met een zo uitzonderlijke en onzekere situatie als de Covid-19-pandemie, was de taak van de binnenlandse autoriteiten, die garant staan voor de volksgezondheid, aanzienlijk complexer, vooral aan het begin van deze pandemie, waarvan niemand de omvang en de duur kon voorspellen. Met deze complexiteit moet rekening worden gehouden bij de beoordeling van beslissingen met het comfort van de achteraf geziene kennis. Dit arrest bevat echter heilzame richtsnoeren die bijdragen tot het behoud van mijn opvatting van de rechtsstaat in de zin van het Verdrag. Het Hof had de plicht deze in herinnering te brengen, op straffe van verzuim. ".
Jean LAURENT en Charlotte VERRIER.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jean LAURENT (jean.laurent@cew-law.be), advocaat, CEW & Partner's.
Louizalaan 250
1050 Brussel
België
+32 (0)2 534 20 20
info@cew-law.be
Ontwikkeld door Le Sidecar Web