Marc-David Weinberger
Partner
md.weinberger@cew-law.be
+32 (0)2 542 02 39
Bank- en financieel rechtVennootschaps- en verenigingsrechtEconomisch en handelsrecht
Bank- en financieel recht
,Vennootschaps- en verenigingsrecht
,Economisch en handelsrecht
Het doel van de DFI-richtlijn is in wezen in het prudentiële kader van de EU beter rekening te houden met de verschillen tussen de risico's die beleggingsondernemingen lopen en genereren in vergelijking met kredietinstellingen, en de toepassing van het prudentiële kader in de verschillende lidstaten te harmoniseren.
In België wordt het Europese begrip beleggingsonderneming, sinds de omzetting van Richtlijn 2014/65/EU van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten ("MiFID II"), opgesplitst in "makelaarskantoren" enerzijds en "ondernemingen voor portefeuillebeheer en beleggingsadvies" (hierna PMAC's) anderzijds, die hoofdzakelijk worden onderscheiden door de beleggingsdiensten die zij mogen verrichten en de toezichthoudende autoriteiten die belast zijn met het toezicht daarop (de NBB en de FSMA houden toezicht op de makelaarskantoren, terwijl alleen de FSMA toezicht houdt op de ICPMS).
De twee wetsontwerpen beogen in hoofdzaak de bepalingen die van toepassing zijn op beursvennootschappen uit de bankwet over te hevelen naar een nieuwe wet ad hoc betreffende het statuut van en de controle op effecteninstellingen en diverse bepalingen (Vgl. Doc. Parl.Kamer, 2021-2022, nr. 55-2763/001) en tot aanpassing van voornoemde wet van 25 oktober 2016 (Cf. Parl.Kamer, 2021-2022, nr. 55-2765/003).
In wezen is de aanneming van een nieuwe wet betreffende het statuut van en het toezicht op effectenondernemingen meer een kwestie van legalistische overwegingen, met name om te anticiperen op toekomstige wijzigingen van de DTI-richtlijn zelf; het wetsontwerp in zijn huidige vorm houdt geen substantiële hervorming van de bestaande regeling in.
Aangezien de termijn voor de omzetting van de DTI-richtlijn (die op 26 juni 2021 verstrijkt) al ruimschoots is verstreken, heeft de wetgever niet voorzien in een uitgestelde inwerkingtreding voor het overgrote deel van de bepalingen van de twee aangenomen ontwerpen (die dus na de gewone termijn in werking zullen treden).
Voor beursvennootschappen die voorheen waren vrijgesteld van de oprichting van gespecialiseerde comités binnen hun raad van bestuur, is echter een overgangsperiode van 18 maanden voorzien om hen in staat te stellen aan de nieuwe governance-eisen te voldoen.
Het is derhalve van belang de mate van naleving en de tijd die beschikbaar is voor naleving zodra de wetten zijn aangenomen, niet te onderschatten.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Marc-David Weinberger (marc-david.weinberger@cew-law.be) en Antoine Mairesse (antoine.mairesse@cew-law.be), advocaten, CEW & Partner's.
Louizalaan 250
1050 Brussel
België
+32 (0)2 534 20 20
info@cew-law.be
Ontwikkeld door Le Sidecar Web