Jean Laurent
Partner
jean.laurent@cew-law.be
+32 (0)2 542 02 49
Publiek en administratief recht
Publiek en administratief recht
Het decreet werd verwacht door praktijkmensen, gemeenten en belastingbetalers. Het ging om de grondwettigheid van het mechanisme dat door de Nieuwe Gemeentewet (WNW) en de CDLD wordt toegepast met betrekking tot de bekendmaking van de belastingverordening. Het werd uitgesproken op 15 december 2022 (nr. 16/2022).
De uitvoerbaarheid van een belastingverordening aan derden wordt in het Brusselse en het Waalse Gewest gewaarborgd door respectievelijk de artikelen 112 tot en met 114 WIB en L1133-1 en 2 WIB. De belastingverordening moet worden bekendgemaakt en deze bekendmaking moet worden ingeschreven in een speciaal daartoe bijgehouden register in de vormen die bij regeringsbesluit zijn vastgesteld.
De vormen van aantekening in het register zijn vastgelegd in een koninklijk besluit van 14 oktober 1991, dat voorschrijft dat de aantekening de dag na de publicatie wordt gemaakt, in de volgorde van de publicaties, gedateerd en ondertekend door de burgemeester en de gemeentesecretaris.
Het Grondwettelijk Hof herinnert aan het standpunt van het Hof van Cassatie, dat van oordeel is dat de enige toelaatbare bewijsmethode voor de bekendmaking van een gemeentelijke verordening of verordening de aantekening in het speciale register is. Ook wordt eraan herinnerd dat de aantekening in het register betrekking heeft op de bewijsregeling van de bekendmaking en niet op de nietigheid van de verordening. De wettelijke bepalingen kunnen volgens het Grondwettelijk Hof zo worden uitgelegd dat zij een vormvoorwaarde bevatten op straffe van niet-uitvoerbaarheid van de verordening.
Wat de aantekening in het register als enig toelaatbaar bewijs van de uitvoerbaarheid van een verordening betreft, herinnert het Hof eraan dat het gaat om de bescherming van de betrokkene, zodat de wetgever een unieke en exclusieve bewijsregeling heeft kunnen bedenken.
Het Hof voegt daaraan toe dat de federale of Waalse wetgever de wijze van bekendmaking heeft bepaald en de bewijsmethode heeft omschreven die bestaat in de aantekening in een register. Deze bewijsexclusiviteit die tot de niet-tegenwerpbaarheid en niet tot de nietigheid van de verordening leidt, kon aan de uitvoerende macht worden gedelegeerd wat de vorm van de aantekening betreft. De wettelijke bevoegdheid is dus grondwettelijk.
Het Hof beslist ook dat het ontbreken van de annotatie gevolgen heeft voor de uitvoerbaarheid van de verordening, zodat de vorm van de annotatie niet tot de wezenlijke bestanddelen van de belasting behoort en er geen sprake is van schending van het legaliteitsbeginsel.
Het Hof is van oordeel dat het bestaan van één enkel bewijsstelsel voor de bekendmaking op dezelfde wijze toelaatbaar is als voor verordeningen die in een publicatieblad moeten worden bekendgemaakt. Ook is het Hof van oordeel dat er geen onderscheid bestaat tussen de regeling inzake de uitvoerbaarheid van gemeentelijke verordeningen en die van provinciale verordeningen, die in het provinciaal blad moeten worden bekendgemaakt.
De les van het arrest is dus duidelijk. De wetgever kon kiezen voor één methode van bekendmaking van belastingverordeningen, het mechanisme van annotatie in een register kiezen en de uitvoerende macht macht machtigen om de methode van annotatie te bepalen. Deze wijze van bekendmaking heeft alleen gevolgen voor de uitvoerbaarheid van de belastingverordening en is niet in strijd met de Grondwet.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jean LAURENT (jean.laurent@cew-law.be), advocaat, CEW & Partner's.
Louizalaan 250
1050 Brussel
België
+32 (0)2 534 20 20
info@cew-law.be
Ontwikkeld door Le Sidecar Web